Palmer
Meer dan 160.000 man lagen samengedrongen over een afstand van dertig mijl langs
de rivier, in een bocht tegenover de stad Kaunas. Tot dusver hadden de Russen nog
geen vermoeden van deze concentratie. Ze wisten natuurlijk, dat Napoleon het leger
aan de Weichsel had geïnspecteerd, en ze hadden bericht ontvangen, dat het Leger
van Jérome Bonaparte oprukte van de Boeg naar Grodno, maar van de schaal, waarop
de voorbereidingen aan de grens van Litouwen plaats vonden, hadden ze geen idee.
De enige troepen bij de rivieroever zelf waren Poolse lansiers. Napoleon had immers
uitdrukkelijk bevolen, dat de eerste Franse troepen, welke zich aan de vijand mochten
vertonen, generaal Eblé's genie-mannen moesten zijn, de pontonniers die de bruggen
moesten slaan. Het zou volkomen een verrassing worden. Napoleon deed persoonlijk
mee aan dit bedrog. Toen hij en Berthier de Njemen bereikten, vermomden ze zich in
de lange jassen en zwarte hoeden van de Poolse lansiers, uit vrees, dat ze in het
heldere maanlicht konden worden gezien door Kozakken-patrouilles aan de overkant.
Enkele uren aaneen keken zij uit naar Kaunas door het raam van een hut; achter de
torens en witte muren van een kloosterkerk zagen zij de zon opkomen. Ieder teken
van Russische activiteit links of rechts ontbrak; niets anders was te zien of te
horen dan het stille water van de kronkelende rivier. Geen briesje stak op en er
was weinig stroom. Ze kwamen de hut uit, voegden zich bij andere staf-officieren
en samen reden ze vier mijl langs de linkeroever. Het was bij deze gelegenheid,
dat Napoleon de punten uitkoos waar de bruggen moesten komen.